Toelichting zorgsituatie

Aan de hand van de SBAR.

 

Situatie: Na de operatie is de patiënt in een delier geraakt, hierdoor is hij wisselend verward. De patiënt geeft meerdere malen aan dat hij dood wil en geen behandeling meer wil. De patiënt heeft een gewicht van 71.1 kg. Een bloeddruk van 104/49 met een pols van 60. De temperatuur is 36.3. Dit geeft een EWS van 2.


Achtergrond: Op de afdeling is een patiënt opgenomen voor een operatie aan het hart. De patiënt had pijn op de borst op de klachten bij inspanning. Na lichamelijk en beeldend onderzoek is de patiënt ingepland voor een operatie waarin kleppen vervangen zouden worden en omleidingen aan de coronaire vaten werden gemaakt. In de voorgeschiedenis is dhr. gereanimeerd wegens ventrikelfibrilleren, dit was ongeveer een jaar terug. Hiervoor heeft dhr. toen een hartkatheterisatie ondergaan. Op de afdeling is dhr. vier dagen na de operatie weer gereanimeerd. Het delier staat de behandeling van de patiënt in de weg. Hij eet en mobiliseert weinig waardoor decubitusplekken ontstaan en de sternumwond slecht geneest en met VAC-therapie moet worden behandeld. De patiënt is door de artsen ingepland voor een ICD plaatsing, maar zegt zelf dat zijn "motortje op is".

 

 Relevante medicatie zijn:

  • metoprolol,
  • accenocoumerol,
  • vancomycine,
  • esomeprazol,
  • acetylsalicylzuur,
  • lorazepam,
  • perindopril,
  • furosemide,
  • kaliumchloride
  • en haldol. 


Beoordeling:  Het probleem is dat dhr. wisselend verward is. In periodes van verwardheid kan hij niet goed benoemen waar hij is en welk dagdeel het is. Ook ziet of ervaart hij dingen die er niet zijn. Daardoor is het lastig te beoordelen of hij serieus is over het willen staken van de behandeling.  Het probleem is hier neurologisch. Er is niet vastgesteld of dit het delier is of mogelijk postanoxische schade.

 

Aanbeveling: Er moet door middel van beeldvormend onderzoek vastgesteld worden of de verwardheid voortkomt uit het delier of postanoxische schade. Daarnaast kan bloedonderzoek en urineonderzoek uitsluitsel geven over de oorzaken van het delier, zodat deze kan worden behandeld. Daarnaast is het noodzakelijk dat behandelend arts in gesprek gaat met de patiënt en zijn naasten. Dit om de gevoelens van dhr. te bespreken en te kijken naar mogelijkheden.