Zoals eerder beschreven is de zorgsituatie gekozen, omdat het naar eigen idee te lang duurde voordat er knopen werden doorgehakt. Omdat de patiënt episoden van verwardheid liet zien werd door de artsen niet serieus ingegaan op de uitingen van de patiënt. Ik vond dit vervelend om te zien. Zowel voor de patiënt, maar ook voor de verpleegkundigen die hier bijna machteloos in leken te staan. Daarnaast is de casus ook zeer complex. Het is lastig om op deze uitingen in te gaan bij een patiënt die niet wilsbekwaam wordt geacht. Een patiënt in een delier wordt als wilsonbekwaam beoordeeld. Maar ook de mogelijke postanoxische schade zou voor wilsonbekwaamheid kunnen zorgen. Dit zorgt er dan wel voor dat er niet tot een behandelingsovereenkomst kan worden gekomen en geen informed consent kan worden verkregen (Ketelaar, Vriends & Heidt, 2015). Dit brengt ook de arts in een lastige positie. Om verpleegkundigen te helpen in vergelijkbare casussen en om informatie te geven met betrekking tot het ziektebeeld delier zijn een drietal belangrijke inzichten geformuleerd op basis van de eerder gegeven achtergrond informatie. 

 

  • Een wilsbekwame patiënt kan de strekking, redenen en details begrijpen en deze onthouden, gelooft de informatie en kan de informatie wegen in voor en tegen. Soms is iemand duidelijk wilsonbekwaam. Maar bijvoorbeeld bij aanspreekbare verwarde patiënten, aanspreekbare patiënten met cerebrale aandoeningen, bij een beginnend delier of bij angstige patiënten kan dit minder duidelijk zijn. De hulpverlener moet dan de inschatting maken. Omdat dit moeilijk kan zijn kan er overlegd worden met artsen en medebeoordeling van psychiater en/of klinisch-ethicus. In de tussentijd wordt de minst ingrijpende behandeling en meest doelmatige behandeling toegepast. Kennis van de WGBO kan helpen bij het maken van beslissingen over het weigeren van een behandeling. De artikelen van het WGBO die toepasbaar zijn op deze situatie worden in het artikel uitgelicht  (Ketelaar, Vriends & Heidt, 2015).

  • Delier wordt door de patiënt zelf en zijn naasten als angstig ervaren (NTR, 2014 & VIVA, 2011). Het is aan de verpleegkundige om het leed van de familie te erkennen en te zorgen voor de veiligheid van de patiënt. Daarnaast zijn de verpleegkundigen er ook voor om de symptomen die zij zien te communiceren naar de medische collega’s. Zo kan beter met het delier worden omgegaan (Agar, Draper, Phillips, Phillips, Callier, Harlum & Currow, 2011).  De verpleegkundige is er dus ook voor het niet-medicamenteuze deel van de behandeling. Dit wordt ook in de Richtlijn Delier Volwassenen beschreven. Zo wordt benoemd dat er drie hoofdpijlers zijn bij het voorkomen en behandelen van een delier. Het behandelen van de oorzaak, het optimaliseren van de communicatie met patiënt (en diens naasten) en zorgen voor een gepaste veilige zorgomgeving (Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, 2013). Dit benadrukt nogmaals dat er verder moet worden gekeken en meerdere keren een goed gesprek met de patiënt nodig is.

  • Het plaatsen van een ICD/pacemaker brengt risico’s met zich mee als er een postoperatief delier optreedt. Zo zouden de elektrodes kunnen verschuiven, kan hartperforatie optreden en liggen complicaties als pocket infectie, openscheuren van de wond en bloeden vanuit de wond voor de hand. Daarnaast zou het delier ook het herstel verlangzamen (Cui, Cui, Xu, Pradeep & Guangping, 2015). Gezien de patiënt momenteel al in een delier zit, is de kans dat hij dit na de operatie krijgt of nog steeds heeft aanwezig. Op basis van dit gegeven is het verstandig om te wachten op het voorbijgaan van het delier of uitsluitsel over mogelijke postanoxische schade. De leeftijd van de patiënt is wat betreft complicaties niet van toepassing. Onderzoek wees uit dat er geen extra complicaties optraden bij ouderen patiënten bij het plaatsen van een ICD/pacemaker  (Stevenson, Lugg, Gray, Hollis, Stoner & Williams, 2012).

Maak jouw eigen website met JouwWeb